Medeaanvragers en het recht om prioriteit te claimen bij een octrooi in de EU

Door Stéphanie Landais-Patarin,

Het vaststellen van geldige prioriteitsaanspraken bij octrooien kan voor medeaanvragers een uitdaging zijn in Europa, legt Stéphanie Landais-Patarin uit.

Het recht om aanspraak te maken op prioriteit/voorrang is opnieuw voorgelegd aan de uitgebreide Kamer van Beroep, specifiek met betrekking tot de Europese regionale fase-aanvragen die zijn afgeleid van aanvragen in het kader van het Patent Cooperation Treaty (PCT). Een PCT-aanvraag was ingediend met A als aanvrager voor de VS en B als aanvrager voor andere landen (met name in Europa), maar met aanspraak op prioriteit van een door A ingediende octrooiaanvraag voor de VS.

Bij gebreke van een overdracht van het prioriteitsrecht van A aan B, werd de prioriteit niet geldig geacht en werd het Europees octrooi (EP) herroepen op basis van documenten die na de datum van indiening van de prioritaire octrooiaanvrage voor de VS waren gepubliceerd.

Medeaanvragers en Europese octrooien

In beroep beriep de octrooihouder zich op de door het Europese Octrooi Bureau (EOB) gevolgde "mede-aanvragers-benadering". Deze benadering houdt in  dat in het geval van een door medeaanvragers ingediende octrooiaanvraag het volstaat dat ten minste één van de medeaanvragers de prioriteitsaanvraag heeft ingediend waarmee  de latere octrooiaanvraag van de voorrangsdatum als indieningsdatum kan worden aangemerkt. De octrooihouder voerde aan dat deze benadering geldig was omdat een PCT-aanvraag hetzelfde effect moet hebben als een EP-aanvraag, en dat in het geval van een EP-aanvraag verschillende aanvragers in verschillende lidstaten medeaanvragers zijn.

Voor de beslissing heeft de Kamer van Beroep besloten een alternatieve benadering te volgen. , Volgens deze benadering is  het toepasselijke recht het recht  van het rechtsgebied waarin om bescherming wordt verzocht d.w.z. het Europees Octrooiverdrag (EOV). Het EOV legt  geen enkele formaliteit op met betrekking tot de overdracht van het recht van voorrang. De indiening van de PCT-aanvraag zou dus juist het bewijs zijn dat het recht van voorrang "impliciet" aan andere landen is toegekend, aangezien A ermee heeft ingestemd dat B de aanvrager is voor andere landen dan de VS.

Aan de uitgebreide Kamer van Beroep werden  de volgende vragen gesteld:

  1. Verleent het EOV aan het EOB de bevoegdheid om te bepalen of een partij geldig aanspraak maakt op de hoedanigheid van rechtsopvolger in de zin van artikel 87, lid 1, sub b, EOV?

Opgemerkt wordt dat dit niet de eerste keer is dat deze bevoegdheidsvraag aan de orde wordt gesteld, en dat hierover nog moet worden beslist.

  1. Indien het antwoord op vraag I bevestigend luidt: Kan een partij B zich geldig beroepen op het in een PCT-aanvrage geclaimde prioriteitsrecht met het oog op het inroepen van voorrangsrechten op grond van artikel 87, lid 1, EOV wanneer:

1) een PCT-aanvraag partij A aanwijst als aanvrager voor uitsluitend de VS en partij B als aanvrager voor andere aangewezen staten, met inbegrip van regionale EP-bescherming, en

2) de PCT-aanvraag aanspraak maakt op de voorrang van een eerdere octrooiaanvraag waarin partij A als aanvrager is genoemd, en

3) de in de PCT-aanvraag geclaimde prioriteit in overeenstemming is met artikel 4 van het Verdrag van Parijs?

Octrooiaanvragers die met deze prioriteitsproblemen worden geconfronteerd, wachten met spanning op de beslissing van de uitgebreide kamer van beroep. Intussen moet a priori de voorkeur worden gegeven aan de "mede-aanvrager-benadering" die in het kader van PCT-aanvragen wordt gevolgd.

Neem gerust contact op met een van onze Europese octrooigemachtigden voor verdere begeleiding of ondersteuning, of neem hieronder direct contact met ons op.

Stéphanie Landais-Patarin is octrooi consultant bij Novagraaf in Parijs.

Laatste inzichten

Voor meer informatie neem gerust contact met ons op.