Bijwerking van de onderzoeksrichtlijnen van het Europees Octrooibureau 

Door Martin Kohrs,

Het Europees Octrooibureau (EOB) heeft een ontwerpversie gepubliceerd van zijn nieuwe richtlijnen voor onderzoek, die op 1 maart 2022 in werking zullen treden. Martin Kohrs bespreekt de voorgestelde wijzigingen.

De nieuwe versie van de richtlijnen  voor onderzoek van het Europees Octrooibureau is het resultaat van een jaarlijkse herzieningscyclus en bevat een deel (35%) van de opmerkingen die zijn ontvangen tijdens de openbare raadpleging in het voorjaar van 2021. 

Alle hoofdstukken van de richtlijnen  bevatten wijzigingen,  belangrijke veranderingen zijn onder meer:

  1.  Inconsistentie tussen beweringen en beschrijving (F-IV 4.3)

In de versie van 2021 van de richtlijnen was een strikte benadering van deze eis opgelegd, die vaak moeilijk en riskant uit te voeren is, aangezien de beschrijvingen zich hier niet goed voor lenen. (Voor achtergrondinformatie hierover, zie  ‘New EPO guidelines: Bringing descriptions in line with amended claims’).

Hoewel de strikte eis in de nieuwe versie gehandhaafd blijft, wordt in de nieuwe richtlijnen getracht preciezere definities en voorbeelden te geven van wat wel en wat niet als een mismatch wordt beschouwd. Aanvankelijk werd met  name  als inconsistent beschouwd als het onderwerp van de beschrijving en/of de tekeningen niet door de conclusies werd gedekt. Deze zeer ruime definitie is nu ingeperkt en heeft alleen betrekking op gevallen waarin er een werkelijke discrepantie bestaat tussen de beschrijving en het voorwerp waarvoor bescherming wordt aangevraagd. 

Het praktische effect van deze wijziging lijkt echter beperkt. Wanneer een wijziging van de beschrijving wordt verlangd, moet de betrokken afdeling nu "voorbeelden van inconsistente belichamingen" en een korte motivering geven. Ook moet de afdeling voorbeelden geven als kenmerken van de onafhankelijke conclusies in de beschrijving als facultatief worden gepresenteerd. Er zij echter op gewezen dat de afdeling geen uitputtende lijst van inconsistenties hoeft te geven, maar alleen "voorbeelden".

De wijzigingen maken ook duidelijk dat bij twijfel over de vraag of er al dan niet sprake is van een tegenstrijdigheid, het voordeel van de twijfel aan de aanvrager toekomt.

  1. Toekenning van het recht van voorrang in geval van meervoudige aanvragers (A-III 6.1)

Het is algemeen bekend dat wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt door een aanvrager van een Europees octrooi (EP) die niet de aanvrager van de voorrangsaanvraag is, het recht van voorrang vóór de indiening van de Europese aanvraag rechtsgeldig moet zijn overgedragen. Bij niet-naleving dreigt het voordeel van het recht van voorrang verloren te gaan.

Besluit T844/18 had verduidelijkt dat in het geval van meerdere aanvragers van de voorrangsaanvraag, alle aanvragers het recht van voorrang moeten hebben toegekend. Dit is nu in de richtlijnen opgenomen. 

  1. In computers geïmplementeerde uitvindingen: Simulaties, ontwerp en modellering (G-II 3.3.2)

Deze afdeling is uitgebreid herschreven, met name op basis van beslissing G1/19, gepubliceerd in maart 2021, die handelde over de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid van in computers geïmplementeerde simulaties. (Voor meer details, zie ‘Patenting computer-implemented simulations). Kort samengevat:

  • De algemene regels voor de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid van een in computers geïmplementeerde uitvinding blijven geldig ten aanzien van simulaties.
  • De technische of niet-technische aard van het gesimuleerde systeem is op zich niet doorslaggevend in de analyse (voor de goede orde, een van de voorbeelden gegeven in G1/19 betrof de besturing van rolluiken op basis van de simulatie van een meteorologisch systeem, een systeem dat als 'niet-technisch' werd beschouwd).
  • De geproduceerde digitale gegevens kunnen een "potentieel technisch effect" hebben dat zich zou voordoen indien de gegevens voor technische doeleinden zouden worden gebruikt. 

Andere wijzigingen zijn meer gedetailleerde voorbeelden met betrekking tot gedeeltelijke prioriteiten (F-VI 1.5), en het feit dat het adres van de uitvinder kan worden beperkt tot zijn of haar land en woonplaats of die van de aanvrager (A-III 5.3).

Wil je graag meer informatie over merkonderzoek? Neem dan contact op met een van onze specialisten. 

Neem contact met ons op voor aanvullend advies over indienings-, handhavings- en validatiestrategieën voor Europese octrooien in het licht van de nieuwe richtlijnen.

Martin Kohrs is Frans & Europees octrooigemachtigde bij Novagraaf in Parijs.

Laatste inzichten

Voor meer informatie neem gerust contact met ons op.